|
Historische achtergrond
Al langer was bekend dat in de omgeving van Winterswijk een ongeveer 15 miljoen jaar oude fossielrijke kleilaag (in Miste is het geen klei, maar zand) uit het Mioceen tot op enkele meters onder het maaiveld te vinden was, of op sommige plaatsen zelfs dagzoomt onder dunne kwartaire afzettingen.
Tussen het voormalig station Miste en de Duitse grens lag aan het begin van de twintigste eeuw steenbakkerij of tichelwerk
Blekkinkhof en hier zijn veel fossiele wervels gevonden van zeezoogdieren. Uit de klei kwam zelfs een complete schedel. Deze is door de vinder, boer te Miste H.W. te Winkel, weggegeven aan de ontvanger (van belastingen?) te Groenlo. Helaas zijn alle vondsten verloren gegaan (Van Deinse, 1931).
Ook andere belangstellenden in fossielen trokken naar de omgeving van Winterswijk om fossielen te zoeken. Zeker is dat vanaf de jaren dertig van twintigste eeuw er op verschillende plaatsen Mioceen materiaal is verzameld, veelal door leden van de Nederlandse Jeugbond voor Natuurstudies (NJN). In 1934 werd er vooral verzameld in de omgeving van de Stemerdinkbrug nabij Brinkheurne in een dagzoom in de oever van de Slinge. Ab ten Dam heeft in het blad Amoeba van de NJN- excuries in 1934 verslag gedaan van deze geologische vindplaats. Volgens hem zou Hendrik Hesselink, boerende op het landgoed Stemerdink, de verzamelaars verboden hebben nog langer in de beek te gaan zoeken. Hesselink op zijn beurt vertelde aan Maarten van den Bosch (tegenwoordig geoloog te Winterswijk) weer dat er van een verbod geen sprake was, maar dat hij door nieuwsgierigheid gedreven probeerde contact te zoeken met de verzamelaars, maar die het bos in vluchtten bij zijn komst (o.a. Van den Bosch, in Janse & Janssen, 1983).
Hoe dan ook, Ten Dam ging op zoek naar een andere ontsluiting en vond die in Dingden, zuidelijk van Winterswijk en gelegen in Duitsland. Deze vindplaats was al sinds 1850 bekend, maar raakte in het vergeetboek. Ten Dam vond hem terug en Dingden kreeg in de 60-er jaren grote belangstelling van de NJN-leden nadat de vindplaats bij de Stemerdinkbrug in de vijftiger jaren ogenschijnlijk verloren ging. Deze vindplaats is echter helemaal niet verdwenen, maar omdat de brug werd verplaatst leek het of deze plek niet langer toegankelijk was. Bij de nieuwe brug is de beekoever inderdaad met betonplaten bedekt of zo. Op de oude plaats kan niet meer verzameld worden. De vindplaats is afgedekt met puinstort.
In 1960 besloot een groep enthousiaste leden met belangstelling voor geologie tot het oprichten van een zogenaamd geologie-kader binnen de NJN-district 6 (Den Haag e.o.). Het is deze groep die in 1963 zelfstandig verder ging als de WTKG. Daarmee staat onze vereniging met de roots in het Mioceen.
Al deze activiteit leidde ook tot serieus geologisch onderzoek en er werden vele grondboringen verricht in de Achterhoek. Een en ander leidde in 1968 bij toeval tot de vondst van de Laag van Miste door H.G. Kolstee. Sindsdien hebben diverse verenigingen en musea, zoals de WTKG, de NGV, Museum Freriks te Winterswijk, het Natuurmuseum te Rotterdam en het Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie (RGM), tegenwoordig opgenomen in Naturalis, te Leiden, graafacties opgezet.
Van de RGM graafactie uit 1971 (27 september - 11 oktober) is bekend dat de gegraven put ongeveer 3.75 m diep was met een omvang van 5 bij 15 m. Vooral de onderste 40 cm waren fossielrijk. Deze basale schelpenlaag werd met de hand op 0,5 mm gezeefd. De overige miocene sedimenten, welke door een graafmachine op een hoop gegooid was, werd machinaal met een motorpomp gespoeld. De opbrengst van deze actie bedroeg 330 kg handgezeefd en 1.600 kg machinaal gespoeld fossiel materiaal. (Janssen, 1971)
|
Profielschets van de ontsluiting van het Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie in 1971. Klik op de afbeelding voor groter formaat.
(Janssen, 1971)
Profiel van het terrein uit boringen in 1976. Klik op de afbeelding voor groter formaat.
(Van den Bosch, 1976)
Profiel
van de ontsluiting tijdens de voorlaatste graafactie in 2003. Klik op de afbeelding voor groter formaat. (foto: Ton Lindemann)
|
Graafmachine aan het werk
Deel van de opbrengst aan grof residu |
Uitgegraven Mioceen sediment |
Handmatig slibben van de basislaag: opbrengst in kleine plastic zakken
(F.F. Jordens en P.J. van Kesteren)
|
Uitwassen met de zeeftafel en motorpomp (F.F. Jordens en A.W. Janssen). |
Opbrengst aan handgeslibd residu
F.F. Jordens en de heer Berenschot (landeigenaar) met een deel van de opbrengst.
(Alle foto's A.W. Janssen).
|
Klik op de afbeelding voor het volledige artikel.
|
De laatste keren dat een graafactie mogelijk op het landgoed van Berenschot was, was in 2003 en 2004. En daarmee eindigde de reeks graafacties in het Mioceen van Winterswijk-Miste zoals het begon, met de WTKG. Verderop meer details over deze laatste graafacties.
De Laag van Miste op een akker van boer Berenschot is nu niet meer toegankelijk, want de akker is tegenwoordig met een landschapsherinrichtingsproject omgetoverd in een natuurgebied. Een bezoekerscentrum op het terrein houdt de herinnering van weleer levend met een bescheiden expositie over de Laag van Miste.
Stratigrafie
Stratigrafisch behoort de Laag van Miste tot de Afzetting van Aalten (Van den Bosch et al, 1975) en het ligt onder de Laag van Stemerdink, dat ook tot deze afzetting behoort. A.W. Janssen deelt de Laag van Miste in bij het Hemmoorien. De Laag van Stemerdink wordt ingedeeld bij het Reinbekien. Zowel het Hemmoorien als het Reinbekien vallen in het Midden Mioceen volgens de nu gangbare chronostratigrafie van Noordwest Duitsland.
Onderzoek aan pteropoden uit het Hemmoorien duiden volgens A.W. Janssen erop dat de Laag van Miste tot het Langhien van de huidige gangbare internationale Geologic Time Scale behoort. De Laag van Miste kent verder twee biozones, namelijk de basis van de Astarte radiata Acme Zone (aan de top van het profiel) en de Hiatella arctica Acme Zone (onderste gedeelte). De Laag van Stemerdink komt in Miste niet voor.
De Laag van Miste bestaat uit een pakket met zandig klei. Het aandeel zand is aan de basis het grootst en naar boven toe neemt de hoeveelheid klei toe. Ook aan de basis het de hoeveel glauconiet het grootst. Wat meer naar boven komt ook een horizon voor met fosforiet concreties. De grens tussen de Laag van Miste en de Laag van Stemerdink is diffuus; een overgang van zandige klei naar kleiig zand. De laag van Miste is zeer fossielrijk, vooral aan de basis.
De Laag van Miste ligt bovenop de Afzetting van Winterswijk die ongeveer 10 miljoen jaar ouder is. Tussen beiden zit een hiaat in de afzettingen, wat niet wil zeggen dat er niets is afgezet. In het onderste deel van de Laag van Miste kunnen oudere fossielen dan de leeftijd van de Laag van Miste voorkomen, die duidelijk jonger zijn dan de leeftijd van de Afzetting van Winterswijk.
Meer details over de Afzetting van Aalten en de Laag van Stemerdink worden besproken bij de klassieke vindplaats Stemerdink.
De laatste graafacties bij berenschot
Wat betreft de activiteiten rond de laatste graafacties kunnen we hier niet beter dan citeren uit het excursie verslag in ons orgaan Afzettingen:
"In de zomer van 2003 waren al handboringen uitgevoerd door WTKG-leden om de dikte van de laag over het hele terrein in kaart te brengen. Begin september begon een graafmachine met het graven van het gat. Laag voor laag werd afgegraven. Iedere laag ging op aparte hopen. Ook het te zeven materiaal.
Locatie handboringen 2003
Zaterdag 13 september was het zover. De dag waar iedereen naar uitgekeken had. Tussen 9 en 10 uur verzamelen op de parkeerplaats bij de Coöperatieve Werktuigbouwvereniging Miste. Een drukte van jewelste van een gemêleerd en vooral internationaal gezelschap. In een lange colonne naar de locatie, oppassen bij de spoorwegovergang en vervolgens zo snel mogelijk de auto op de akker parkeren.
Zelden heb ik zo snel mensen zich zien omkleden en afgeladen met zeven en scheppen naar de put zien rennen. Complete stellages, zeeftafels en motorpompen werden uit aanhangers en busjes geladen. Kennelijk was hier de nodige voorbereiding aan vooraf gegaan. Het weer werkte uitstekend mee, en dat maakte het ook voor de partners een aangenaam weekend. Uit de auto's verschenen klapstoeltjes en campingtafels, de minder in fossielen geïnteresseerde mensen zochten elkaar al snel op. De hele happening vond plaats in een ontspannen sfeer.
Regelmatig kregen we bezoek van de lokale bevolking en passerende toeristen. Ton Lindemann, die er aardigheid in kreeg als gids op te treden, kreeg zelfs fooien toegestopt.
Een ambtenaar van de gemeente Winterswijk was getipt en door de burgemeester gestuurd om polshoogte te nemen. Het vermoeden bestond dat de bouwplannen van Berenschot al in uitvoering waren. Ook de politie is langs geweest, de routebordjes met de tekst WTKG, die vanaf de provinciale weg de route naar de vindplaats aanduidden, waren wel heel erg opvallend.
Tot slot kan worden gemeld dat de graafactie de voorpagina van de plaatselijke krant, het "Achterhoek Nieuws" heeft gehaald."
Herinrichtingsplan Berenschot. De ontsluiting van 2013 is een nieuwe locatie en tijdens die graafactie is de onderstaande luchtfoto genomen, waarop het resultaat in vogelvlucht te zien is. (Foto Drone DM-5: Ewald Gartner)
Tijdens voorbereidingen van het landschapsherinrichtings project Berenschot te Miste in 2004 kwam nog een portie materiaal tevoorschijn. Op basis van de booractiviteiten van 2003 kon in 2004 nog een extra hoeveelheid worden opgegraven.
70 Deelnemers hebben zich toen voor het laatst het zweet gewerkt op zoek naar mooie vondsten in de Laag van Miste. Fossielen die werden gevonden in 2003 en 2004 zijn naast een rijke molluskenfauna (meer dan 500 soorten), ook koralen, bryozoen, stekelhuidigen, otolieten, haaien- en roggentanden, walvis- en dolfijnen tanden, wervels en andere botten. |
Cover van het boek van A.W. Jansen (zie literatuur)
Cover jubileum editie van ons tijdschrift "Afzettingen" |
|
Literatuur
Bor, T. & Reinecke, T. & Verschueren, S. (2012). Miocene Chondrichthyes from Winterswijk-Miste, The Netherlands, (Paleontos 21). 136 pp en 58 pls.
Bosch, M. van den, M.C. Cadée en A.W. Janssen (1975). Lithostratigraphical and biostratigraphical subdivision of Tertiary deposits (Ologonece-Pliocene in the Winterswijk-Almelo region (eastern part of the Netherlands); Scripta Geologica 29.
Bosch, M. van den (1976). Persoonlijk boorachief.
Dam, A. ten, (1934). Een tweede Stemerdinkbrug; Amoeba 13: 33-35.
Deinse, A.B. van (1931). De fossiele en recente Cetacea van Nederland; Amsterdam, 304 pp.
Janse, A.C & Janssen, A.W. (1983). The mollusc fauna of the Stemerdink Bed (Miocene, Reinbekian) from outcrops in the Slinge Brook at Winterswijk-Brinkheurne (The Netherlands, province of Gelderland; Mededelingen Werkgr. Tert. Kwart. Geol. 20. 105-140.
Janssen, A.W. (1971). Verslag uitgraving Winterswijk-Miste, 27 september – 11 oktober 1971, ten behoeve van de collecties van het Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie. Overgenomen uit veldboek A.W. Janssen, (1970-1973), 100-103.
Janssen, A.W. (1984). Mollusken uit het Mioceen van Winterswijk-Miste. Leiden, 451 pp.
Janssen, A.W. (2001). The age of the North Sea Basin Hemmoorian (Miocene): holoplanktonic molluscan evidence. - Selected papers presented at the 7th Biannual RCNNS-RCNPS meeting, Leuven 20-23th September 1999. - Aardkundige Mededelingen, 11: 45-50
Gürs, K., & Janssen A.W. (2002). Revised pteropod biostratigraphy for the Miocene of the North Sea Basin. In: K. Gürs (ed.). Northern European Cenozoic Stratigraphy. Proceedings of the 8th biannual meeting of the RCNNS, RCNPS, 117-131, 7 tabs, 2 pls. Flintbek, Landesamt für Natur und Umwelt Schleswig-Holstein.
Mermuys, S. (2003). Verslag van de jubileumexcursie en wat er aan vooraf ging; Afzettingen - Mistenummer: 6-9
In het juninummer van de Afzettingen van 2010 (31,2) is het artikel 'Literatuur betreffende molluskenfauna van Miste' opgenomen. Dit is een goed startpunt voor degenen die hun mollusken willen determineren. |
|